top of page
Legendarische cafés in Oostende? Je kan er een boek mee vullen. En – niet geheel onterecht – denken we daarbij vaak aan de Langestraat. Maar ook op andere plaatsen werd muzikale cafégeschiedenis geschreven. Een pionier op het gebied van het combineren van muziek met andere kunst was ‘La Chèvre Folle’, op de hoek van de Sint-Paulusstraat, de Kerkstraat en de Prins Boudewijnstraat.
Wie in Oostende vanuit de Kerkstraat het Leandre Vilainplein bij de aloude Sint-Pieterstoren opkomt, ziet aan zijn linkerzijde een paal staan met daarop een sculptuur die een geitenkop voorstelt. Op deze plaats stond tot voor paar jaar een huisje, dat altijd al als herberg heeft gediend. In de jaren ’60 was hier een bruisende, dynamische kunstkroeg gevestigd die de ludieke naam "La Chèvre folle" ("De dolle geit") droeg. Het idee voor het Chèvre-monumentje kwam van buurtbewoner-inlijster-beeldhouwer Pierre Claes, de vorige eigenaar van Logies La Chèvre Folle en werd door het stadsbestuur overgenomen.
Pierre Claes
Kroegbaas Alain Depière, zelf ook beeldend kunstenaar,
tapte er tussen 1958 en 1969 niet alleen pinten,
draaide er niet alleen hippe jazzmuziek zoals Miles Davis
en John Coltrane of songs van Ferre Grignard,
maar bood heel wat jonge kunstenaars de kans zich aan het publiek voor te stellen. Grootse tentoonstellingen werden het niet. Daarvoor ontbraken de ruimte en de middelen. Maar de "Chèvre Folle" bood velen een opstapje naar een iets bredere bekendheid. Als café was de "Chèvre" voor vele jonge kunstenaars en dito intelligentia uit eigen stad en uit het binnenland een gedroomde ontmoetingsplaats waar de geest van "mei ’68" al jaren voorheen voelbaar was : Anti-autoritaire opstelling en non-conformisme hingen er in de lucht. Kunstenaars en amateurs die het van dicht hebben meegemaakt, spreken nog steeds met veel nostalgie over de "Chèvre Folle", die als tentoonstellingsplek actief was van 1960 tot 1969.
Foto links: Burgemeester Jan Piers (rechts), geflankeerd door kunstschilder Maurice Boel in de Chèvre Folle.
Foto rechts: Hugo Claus aan de piano
Begin jaren zestig is de vrije geest van mei ’68 in Vlaanderen nog ver te zoeken. Maar Oostende is, hoe kan het anders, een uitzondering op dat vlak, en de plaats waar dit het meest tot uiting komt is La Chèvre Folle. Het is een café met galerij. Of omgekeerd, het is maar hoe je het bekijkt.
Oostendse kunstenaars zoals Willy Bosschem, Etienne Elias en Gustaaf Sorel zijn er kind aan huis. Ook de jonge Arno gaat er in de tweede helft van de jaren zestig graag de sfeer opsnuiven. Meer nog: het is een van de eerste plaatsen waar hij uitgaat. De muziek weerklinkt niet alleen uit de platendraaier, er zijn ook liveoptredens. Arno rookt er zijn eerste joint en leert er de debuterende Gentse zanger en gitarist Roland kennen. In dit clipje doet Arno een babbeltje, maar ik plaats het hier omdat jullie dan de sculptuur ter nagedachtenis aan het café 'La Chèvre folle' goed kunnen zien, achter Arno, op een bepaald moment is ook 'de Peperbusse' te zien, zoals Arno aangeeft een overblijfsel van de oudste Oostendse kerk.Onze bekendste Oostendse performer heeft het trouwens ook over La Chèvre Folle in zijn single Oostende Bonsoir.
Bovendien staat achter de toog ene Françoise,
een Parijse Bohemienne met – alweer volgens Arno –
“de mooiste borsten van het noordwestelijke front”.
Het is voor sommigen ook een vorm van kunst
en het is vooral ook goed voor de recette.
Françoise, La Chèvre Folle...door Flor Vandekerckhove
Misschien is ze van ’t zelfde geboortejaar als Joan Baez, op wie ze lijkt, althans in mijn herinnering. Daar bezet Françoise een vooraanstaande plaats in de eregalerij van onvergetelijke cafébazinnen. In de jaren zestig staat ze in Oostende achter de toog van de Chèvre Folle en daarna baat ze de Folk uit, afkorting van Folk, Blues & Jazzhouse. Beide etablissementen omschrijf je met de woorden van Armand: ‘Je komt binnen en je stikt er in de rook en alles ruikt er muf.’ Ze zijn gevestigd in panden waarvan de beste tijd in een ver verleden ligt.
De Franstalige Françoise is een nazaat van de bohème. Ze leidt haar leven los van maatschappelijke conventies en wordt omringd door verwante zielen van mannelijke kunne. Dat die mannen zielsverwanten zijn, kun je zo zien. Ze hebben lang, ongekamd haar dat op onbestemde plekken overgaat in wilde baarden en ze zijn met kunst bezig, toch in die zin dat we elkaar regelmatig ontmoeten op vernissages, alwaar de drank gratis is. Er is een uitzondering: soms wordt Françoise vergezeld door een heerschap dat je helemaal niet aan de langharige Armand laat denken, maar aan De kleine man van Louis Davids: ‘Zo’n burgerman met een confectiepakkie an.’ Hij past niet in ons gezelschap, maar hij trekt wel met haar naar boven. Lang blijft hij daar nooit, maar toch lang genoeg om je af te vragen wat daar gaande is.
Opeens verdwijnt Françoise uit haar kroeg en uit mijn leven. Ze heeft de Folk overgelaten. Het gerucht doet de ronde dat ze de secretaresse geworden is van een hoge NATO-pief. Vragen, vragen, vragen. Dat vreemde mannetje? Een secretaresse? De NATO? Het zijn vragen die onbeantwoord blijven, ook omdat er niemand rest om ze aan te stellen, de entourage van Françoise is tegelijk met haar verdwenen.
Aan die vragen moest ik onlangs weer denken. Tania en ik waren naar La Bohème van Puccini gaan kijken. Daar zag je 't ook gebeuren, dat heel dat bohèmemilieu opeens de roep van de volwassenheid beantwoordde en uitwaaierde. Maar Mimi, de heldin in Puccini's opera, was wel — noblesse oblige! — eerst aan tering moeten sterven. Françoise daarentegen … Burgermannetje… Secretaresse … NATO … Ik wil het niet dikker maken dan het is, maar ik heb 't wel als verraad aangevoeld.
Wanneer in 1969 het gebouw serieus aan het verkrotten is, sluit La Chèvre Folle de deuren en verhuist de hele scene, samen met Françoise, naar de Brabantstraat. Op huisnummer 10 opent daar dan het Folk, Blues & Jazzhouse, beter gekend als de Folk of de Folk & Blues.
La Chèvre Folle
bottom of page